Circulaire economie
22.09.2020

Hoe de mensheid duurzame energie uit het oog verloor

Chris Stokel-Walker

Circulaire economie is de natuurlijke orde van onze planeet, maar de mensheid lijkt dit te zijn vergeten. In hun missie om ons energiesysteem weer koolstofneutraal te maken, wenden wetenschappers zich nu tot eeuwenoude uitvindingen. Zo hopen ze ons voor de komende honderd jaar te inspireren als het gaat om duurzame energieproductie.

 
Verwacht hier het volgende te leren:

  Waarom circulaire economie een eeuwenoud ideaal is, en hoe de mensheid dit ideaal uit het oog is verloren

  Welke technieken uit prehistorische en oude culturen de basis hebben gelegd voor ons opkomende 21e-eeuwse energiesysteem?

  Of toekomstige energiehistorici over honderd jaar zullen zeggen dat we genoeg hebben gedaan om klimaatverandering tegen te houden

Wanneer je over de uitgestrekte oceanen van onze planeet vliegt, kun je een landschap aanschouwen dat rechtstreeks uit een sciencefictionfilm lijkt te komen. Enorme formaties van gigantische windmolens die hoog boven het water uittorenen, springen al snel in het oog. Het is moeilijk voor te stellen dat zo'n futuristisch beeld ook maar iets te maken heeft met de oudheid. Maar toch, wat je op dat moment aanschouwt is het eindproduct van een innovatie die duizenden jaren terug begon.

Het bestaan van de mensheid heeft altijd al afgehangen van ons vermogen om energie op te wekken. Maar we onderkennen maar zelden (althans, niet op het eerste gezicht) dat veel van de technologieën die we vandaag de dag beschouwen als de toekomst van duurzame energievoorziening, eigenlijk uit het verleden komen. Voordat we verslaafd raakten aan fossiele energiebronnen, heeft de mensheid miljoenen jaren op duurzame wijze de overweldigende kracht van de natuur weten te beheersen. Deze mindset moeten we ons opnieuw aanleren.

 
Hoe fossiele energie de wereld overwon    

Toen de eerste commerciële oliebron rond 1850 werd aangeboord in Noord-Amerika, betekende dat het begin van de olie-industrie. Dit bracht revolutionaire veranderingen in ons leven, ons werk en onze reismogelijkheden. Het gebruik van ruwe aardolie is echter niets nieuws. Oude culturen maakten al duizenden jaren gebruik van olie, bijvoorbeeld om voorwerpen waterbestendig te maken, vuurpijlen te ontwerpen en genezende middelen te produceren. De Chinezen zouden de eersten zijn geweest toen zij ondergrondse olievoorraden ontdekten in zoutputten. Chinese overleveringen uit 500 voor Christus maken al melding van olieputten van meer dan dertig meter diep.

Echter, ondanks deze vroege ontdekkingen in China, gingen fossiele en ruwe grondstoffen pas tijdens de industriële revolutie een essentiële rol spelen in ons leven.

Het gebruik van steenkool begon in de 19e eeuw. Eerst gebruikten we het om stoommotoren mee aan te drijven. Later begonnen we de grondstof ook in te zetten voor elektriciteit, waardoor huishoudens, fabrieken en de transportsector er ook van profiteerden. Nog later, tegen het midden van de negentiende eeuw, werd olieraffinage uitgevonden. Plots kon men van ruwe aardolie handige producten maken, zoals kerosine en petroleum. Aan het begin van de 20e eeuw nam de vraag naar benzine voor personenauto's sterk toe, wat de verdere ontwikkeling van de olieraffinage ten goede kwam. Aardgas werd aan het einde van de 18e eeuw voor het eerst commercieel geproduceerd voor de verlichting van huizen en straten in Engeland. In de loop van de volgende twee eeuwen werd het gebruik ervan uitgebreid voor de productie van warmte en elektriciteit.

De eerste commerciële oliebron, gebouwd in Titusville, Pennsylvania in 1859, vormde het prototype voor moderne olieplatforms.

Het ontstaan van de fossiele brandstofindustrie was een katalysator voor enorme veranderingen en grote kansen. De bevolking groeide en de kwaliteit van het leven verbeterde. Maar we wisten niet hoeveel schade deze vooruitgang kon toebrengen aan het milieu en hoe kortstondig het tijdperk van de fossiele energie uiteindelijk zou zijn.

Alhoewel de uitdrukking circulaire economie pas in de jaren zeventig populair werd, leefden we tot het begin van het fossiele tijdperk volgens de principes van de circulaire economie. We leefden van het land en zorgden ervoor dat alle energiebronnen die we gebruikten uiteindelijk vervangen werden.

Het gebruik van fossiele energie was niet logisch, en toen we ons dit realiseerden was het bijna te laat.

Het duurt miljoenen jaren om fossiele grondstoffen te vormen, en slechts enkele minuten om het te verbranden. Het gebruik van fossiele energie was niet logisch, en toen we ons dit realiseerden was het bijna te laat.

 
“Een kleine misstap in het grote geheel van de menselijke geschiedenis."

Alhoewel het er soms op lijkt alsof het fossiele olie- en gastijdperk voor eeuwig is, zullen historici uiteindelijk terugblikken op onze fossiele afhankelijkheid als een misstap in de lange geschiedenis van de mensheid en ons gebruik van energie. Het is een soort prometheïsche verslaving waar wij keer op keer onze vingers aan zullen branden, zolang wij onze eigen planeet blijven uitputten.

"Het is fysiek onmogelijk dat het tijdperk van de fossiele koolwaterstoffen iets anders is dan een kleine misstap in het grote geheel van de menselijke geschiedenis", zegt professor Christopher Jones van het Arizona State University Global Institute of Sustainability. De grote vraag, zegt Jones, "is wat er hierna komt." Jones is de auteur van Routes of Power (Harvard, 2014), een boek over de oorzaken en gevolgen van de fossiele brandstofrevolutie, en een toonaangevend onderzoeker op het gebied van de historische en sociale dimensies van energiesystemen.

De kleine "misstap" - het koolwaterstof/fossiele brandstof tijdperk – staat haaks op de bredere vlotte vooruitgang van alternatieve, duurzame energiebronnen. Maar we "keren niet terug” naar de historische bronnen, denkt Paul Warde, hoogleraar milieugeschiedenis aan de Universiteit van Cambridge, "omdat de manier waarop we ze gebruiken heel anders is.”

 
Vervreemd van de energiewinning

Tot aan de negentiende eeuw gebruikten we een groot deel van ons landschap voor de energieconsumptie, ook al waren we ons daar niet van bewust. Zo zaaiden we massaal velden in om gewassen te verbouwen om aan onze calorieën te komen. De weidse bos- en veengronden rondom onze dorpen waren de aandrijvers van onze economieën.

Maar toen raakten we vervreemd van onze energiebronnen.

We staan nu weer open voor energiebronnen die we vroeger als ‘ouderwets’ afdeden.

Het fossiele energietijdperk dat opkwam rond 1860 stelde ons in staat om energie over lange afstanden te vervoeren, in de vorm van kolen, olie en gas. Er deed zich een grote maatschappelijke verschuiving voor toen de energiewinning zich steeds meer concentreerde op een beperkt aantal locaties, vaak ver weg van onze directe omgeving, zoals onze mijnen, raffinaderijen en elektriciteitscentrales. "Mensen raakten vervreemd van de manier waarop de energie gewonnen werd, ook omdat ze de impact daarvan niet meer in hun dagelijks leven ervoeren”, aldus Paul Warde van de University of Cambridge.

Inmiddels is dat allemaal veranderd. Nu we het negatieve effect van het overmatig gebruik van zuivere fossiele grondstoffen op onze planeet erkennen, grijpen we terug naar verschillende uitvindingen en energiebronnen die we vroeger afdeden als inefficiënt of simpelweg ouderwets.

 
De keerzijde van vuur

Het precieze tijdstip en de exacte locatie waarop doelbewust het eerste vuur werd gesticht, zullen we nooit achterhalen. Dit was simpelweg te lang geleden. Wel weten we dat vuur in eerste instantie werd gemaakt met behulp van hout: het eerste gebruik van biomassa als energiebron die de mens kent.

Het eerste vuur dat is vastgelegd, werd gesticht in de Wonderwerkgrot in noordelijk Zuid-Afrika, zo'n miljoen jaar geleden.

Onderzoekers zijn verdeeld over de vraag of dat vuur, waarvan we dankzij het gruis dat door de eeuwen heen bewaard is gebleven weten dat het doelbewust werd gesticht, het eerste voorbeeld vormt van hout als energiebron. Zo bestaan er andere, minder vaak geciteerde voorbeelden die het eerste gebruik bijna 500.000 jaar eerder noteren. Hoe dan ook, het vuur zal zijn gesticht om een grot te verwarmen, eten te koken en licht in het donker te bieden aan eenieder die zich rond het vuur verzamelde. Het zorgde er tevens voor dat er ook ‘s nachts met elkaar gepraat kon worden; het begin van de kunst van het verhalen vertellen.

Het vuur leidde tot een openbaring voor onze vroege voorouders: steek wat hout aan en je krijgt er warmte en licht voor terug, die beide ten goede konden worden benut.

Het menselijke DNA paste zich aan om ons beter tegen rookontwikkeling te beschermen.

Er zat natuurlijk wel een addertje onder het gras. Het opbranden van biomassa gaat ten koste van het milieu en onze gezondheid. Het is een gevolg dat we pas sinds kort zijn gaan indammen.

Bijna gelijktijdig met de periode waarin de mens voor het eerst hout aanstak om warmte en licht op te wekken, begonnen we ook problemen te ondervinden als gevolg van de nieuwe gifstoffen waaraan we ons blootstelden. Uiteindelijk paste het menselijke DNA zich aan om ons beter te kunnen weren tegen de rookontwikkeling, waardoor de moderne mens nu beschikt over een genetische mutatie waarmee we bepaalde, uit rook afkomstige gifstoffen, veilig kunnen verwerken. In recent onderzoek wordt tevens gesteld dat het dicht op elkaar bijeenkomen rond kampvuren een belangrijke verspreidingsbron kan zijn geweest voor tuberculose, een ziekte waar waarschijnlijk meer mensen aan zijn overleden dan oorlog en hongersnood tezamen.

Maar op korte termijn wogen de voordelen van de verbranding zwaarder dan de negatieve - een houding die de mensheid sindsdien heeft aangenomen ten aanzien van meerdere energiebronnen die in eerste instantie revolutionair lijken, maar bij nader inzien ook nadelen met zich meebrengen.

 
Van het vuur van holbewoners tot de biomassa van de toekomst

Ondanks de gevaren ervan is het gebruik van biomassa gedurende de geschiedenis constant gebleven. Dit geldt vooral voor ontwikkelingslanden, waar het nog altijd de hoofdbron of enige bron van energie is om woningen mee te verwarmen of eten mee te koken. Ook in landen met zeer geavanceerde energievoorzieningen, zoals Finland en Zweden, worden deze bronnen nog veel gebruikt, met name dankzij de prominent aanwezige houtkapindustrie. Vandaag de dag kijken veel energiemaatschappijen en onderzoeksinstituten echter met een nieuwe blik naar biomassa.

Van het vuur van holbewoners tot het omvormen van landbouwafval tot waardevolle producten: biomassa is gedurende de geschiedenis van de menselijke energiewinning altijd een constante gebleven.

Hoe logisch het ook klinkt, we hebben nu voor het eerst in de menselijke energiegeschiedenis geleerd om niet alleen de belangrijkste delen van biomassa, maar ook de reststoffen grotendeels te benutten.

Zo zorgt de houtkap-, papier- en landbouwsector voor enorme hoeveelheden houtcelluloseresten, zoals houtkapresten en stro, die op hun beurt weer kunnen worden ingezet voor het opwekken van warmte en energie. “Dit is een grote, maar desondanks deels onaangeroerde grondstoffenbron die een belangrijke rol kan spelen in het terugdringen van het gebruik van ruwe aardolie in de wereldwijde productie van brandstof, polymeren en chemicaliën,” aldus Perttu Koskinen, Vice President of Discovery and External Collaboration bij Neste.

Het gebruiken van deze resten klinkt misschien simpel, maar dat is het zeker niet.

Neste is al langer dan een decennium op commerciële schaal bezig andere soorten hernieuwbaar afval en hernieuwbare restproducten om te zetten. Dit doen ze bijvoorbeeld door dierlijke vetten en gebruikte kookolie om te zetten voor de transport- en luchtvaartsectoren. Voor de harde restproducten die bij de landbouw en houtkap vrijkomen, zijn echter andere geavanceerde technologieën nodig. Deze zijn pas minder dan tien jaar beschikbaar en beginnen nu pas op commerciële schaal aantrekkelijk te worden.

Momenteel streeft Neste ernaar om gebruik te maken van het potentieel van verschillende nieuwe, wereldwijd schaalbare grondstoffen, zoals bijvoorbeeld algen, rest- en afvalproducten uit de houtkap en de landbouw en gemeentelijk afval. Neste wil deze hernieuwbare materialen omzetten tot verfijndere producten, zoals hoogwaardige hernieuwbare brandstoffen en chemicaliën en nieuwe bouwstenen voor kunststof.

Gelukkig is het uitbreiden van de grondstoffenvijver waar we uit vissen niet de enige manier waarop we als mensheid nu af proberen te komen van de zware kater die het fossiele-energietijdperk op heeft geleverd. Ook in ons gebruik van elektriciteit staan grote veranderingen te gebeuren.

 
De menselijke belemmeringen van windenergie

De onshore en offshore windturbines die je overal tegenkomt in Europa, de Verenigde Staten en China lijken in niets op de eerste windmolens die rond 500 voor Christus in Perzië werden gebouwd om water mee op te pompen en graan mee te malen. Ze zijn zelfs moeilijk te vergelijken met onze Nederlandse windmolens, die in de veertiende eeuw delen van de Rijndelta draineerden. De eerste windturbine die elektriciteit opwekte, werd gebouwd op het platteland van Schotland, in 1887 door James Blyth. Hij bouwde deze turbine in de tuin van zijn vakantiewoning. Het duurde daarna nog bijna honderd jaar voordat de eerste windturbine met meer dan één megawatt aan vermogen werd gebouwd.

De eerste windturbine die elektriciteit opwekte, werd gebouwd op het platteland van Schotland, in 1887.

Decennialang werd windenergie door de aan fossiele brandstof verslaafde maatschappij afgedaan als laatste redmiddel. Dit was tekenend voor de ontwikkeling die fossiele brandstof meemaakte in de twintigste eeuw. Pas met de opkomst van de oliecrisis in de jaren 70, kreeg windenergie de wind in de zeilen. Het werd een belangrijk overbruggingsmiddel in de Verenigde Staten, waar de federale overheid miljoenen dollars investeerde om de energiebron commercieel vatbaar te maken.

Vandaag de dag stijgt de capaciteit van windenergie in een hoog tempo. Tegen 2024 zal de capaciteit verder verdrievoudigen tot 65 gigawatts, zo berekende het Internationaal Energieagentschap (IEA). Deze ontwikkeling wordt verder aangespoord door een drastische prijsverlaging van opgewekte windenergie. Wereldwijd gelden er momenteel bodemtarieven voor de contractueel vastgelegde kosten.

De Nashtifan-windmolens in noordelijk Iran, met verticale as, dateren van het Perzië uit de oudheid, zo’n duizend jaar geleden. Ze worden nog altijd gebruikt om graan te malen tot bloem. De meeste moderne windmolens beschikken over horizontale assen.

Windenergie is ook een populaire energiebron in de Verenigde Staten, dat nooit meer afhankelijk wil zijn van olieschaarste. Terwijl windenergie in 1990 garant stond voor minder dan één procent van de totale energievoorziening, was dit tegen 2019 al gegroeid tot 7,3 procent. Tegelijkertijd heeft de wereldwijde opwekking van windenergie geleid tot een vermogensverhoging van 3,6 miljard kWh in 1990, tot 1,13 triljard kWh vorig jaar, zo stelt het Internationaal Energieagentschap (IEA).

De periode rond het begin van onze jaartelling bevatte veel belangrijke ontwikkelingen.

Hoewel professor Blyth en zijn tijdgenoten ontegenzeggelijk het fundament hebben gelegd voor de latere ontwikkeling van windenergie, deden historici hun uitvindingen veelal af als mislukkingen. De reden voor deze kritiek is dat windenergie decennialang een niche alternatief was voor fossiele energie en voor 's werelds belangrijkste hernieuwbare energiebron: waterkracht.

 
De opgewekte stroming van waterkracht

De periode rond het begin van onze jaartelling bevatte veel belangrijke ontwikkelingen. Er werden voor het eerst veel grote literatuurwerken op papier gezet, terwijl andere werken op het podium werden uitgebeeld. De oude Griekse en Romeinse culturen ontwikkelden de eerste ideeën omtrent aansprakelijkheid, politiek en beschermheerschap, en Aristoteles bedacht de term enérgeia, wat vertaald kan worden als ‘aan het werk zijn’.

De oude beschavingen voerden oorlogen en ontwikkelden technologieën die nu niet meer weg te denken zijn uit onze woningen en kantoren, zoals beton, airconditioning en verkoopautomaten. De meest innovatieve Grieken waren zich ook al bewust van de kracht van hetgeen zeventig procent van het aardoppervlak beslaat: water.

De rappe stroming van rivieren en hun vertakkingen werden gezien als een eigen vorm van elementaire energie, waarna ondernemende Grieken er maar al te graag gebruik van maakten. Zo ontwikkelden ze het eerste waterrad om graan tot bloem te malen en bedachten ze het concept van de industriële vooruitgang. Dit was een enorme sprong voorwaarts qua efficiëntie en maakte het leven voor de gewone mens een stuk eenvoudiger.

Kort daarna kwam de mensheid erachter dat je de twee hoofdbronnen van energie van dat moment, vuur en water, ook kon combineren tot iets wat nog veel krachtiger was: stoom. Mechanismen die op stoom draaiden, vervingen wereldwijd watermolens. Daarmee werd ook waterkracht van het podium verdrongen.

Het kostenplaatje is al decennia bepalend voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie.

Vandaag de dag zien we eens te meer het belang in van de overvloedige hoeveelheid water die onze planeet rijk is en de rol die het kan spelen in de energievoorziening. Waterkracht is momenteel wereldwijd de hoofdbron van hernieuwbare energie en zal dit ook in ieder geval tot 2024 blijven. Drie enorme projecten in China en Ethiopië zullen in de komende jaren klaar voor gebruik zijn en daarmee een kwart van de groei aan waterkracht op zich nemen, aldus het Internationaal Energieagentschap. Deze megaprojecten zijn van een schaal vergelijkbaar met die van de Drieklovendam in China, momenteel de grootste energiecentrale ter wereld.

De noria's waren vroegere irrigatiepompen die draaiden op waterkracht. Ze werden bedacht tijdens het Byzantijnse tijdperk. Er zijn nog een paar bewaard gebleven rond Hama, in Syrië (links).

Waterkracht kent echter ook een aantal beperkingen. Hoewel ingenieurs trachten een waterkrachtturbine te bouwen die veilig is voor vissen, zijn de huidige waterkrachtcentrales schadelijk voor maritieme ecosystemen. Deskundigen merken ook op dat we waterkracht alleen op heel grote schaal kunnen inzetten en de kosten ervan omlaag worden gebracht door technologische innovaties. Het kostenplaatje is al decennialang bepalend voor de ontwikkeling van hernieuwbare energie. Een New York Times-artikel uit 1995, genaamd “70’s Dreams, 90’s Realities; Renewable Energy: A Luxury Now. A Necessity Later?” geeft dit mooi weer.

In dit artikel beschrijft journalist Agis Salpukas hoe energiedeskundigen van mening waren dat de “zogenaamde hernieuwbare energiebronnen uiteindelijk waarschijnlijk alleen als opsmuk zullen dienen voor de jaarrapporten van nutsbedrijven.” Dit alles vanwege de prijsconcurrentie: “’Hernieuwbare energie is een luxeproduct dat nutsbedrijven die constant de broekriem moeten aanhalen niet meer kunnen betalen’, zo klagen de directies, helemaal nu er zoveel aardgas voorhanden is en op gas draaiende energiecentrales heel goedkoop geëxploiteerd kunnen worden,” zo schreef Salpukas.

Salpukas merkte daarnaast ook op dat “het verval van hernieuwbare energie op de lange termijn risico's met zich meebrengt, bijvoorbeeld in het geval dat de opwarming van de aarde meer dan alleen een dreiging begint te vormen.”

Gelukkig verloren niet alle bedrijven hun vertrouwen in hernieuwbare energie in de jaren 90. Sommigen boekten al toonaangevende technologische vooruitgang lang voordat de opwarming van de aarde wereldnieuws werd.

 
Zonaanbidders

“De zon straalt in twee minuten genoeg energie uit om de wereld hier een jaar lang in te voorzien,” stelt Neste’s Perttu Koskinen. “Er is genoeg energie afkomstig van de zon, als we het maar op de juiste manier kunnen opslaan.” Al millennia zijn we als mensheid op zoek naar die juiste manier.

“In 1954 ontdekten we een manier om elektriciteit op te wekken uit zonlicht. Daarna heeft het zo'n zeventig jaar geduurd voordat we op het punt zijn beland waarop zonne-energie nagenoeg de goedkoopste beschikbare energiebron is,” aldus Sally Benson, mededirecteur van het Precourt Institute for Energy van Stanford University en de directeur van het wereldwijde klimaat- en energieproject van de universiteit.

Die ontdekking, de ontwikkeling van de eerste praktische zonnecel van siliconen, werd aangekondigd door Bell Labs tijdens een vergadering van de Amerikaanse wetenschapsacademie. De fotovoltaïsche cellen (PV-cellen) brachten een drastische verandering teweeg voor onze wereld, hoewel de efficiëntie van de cellen aanvankelijk veel te wensen overliet. Slechts zes procent van de energie die de eerste PV-cellen opnamen, kon omgezet worden tot bruikbare energie. Maar dat was al een hele stap vergeleken met de manier waarop we daarvoor als beschaving de zon hadden gebruikt.

Het meest waarschijnlijke scenario is er een waarbij fossiele brandstoffen systematisch vervangen worden door velden van zonnepanelen.

In de zevende eeuw voor Christus werd vuur gemaakt door vele zonnestralen samen te brengen tot verfijnde lichtstralen met behulp van glazen lenzen. Vierhonderd jaar later hadden de Grieken en de Romeinen, en nog later ook de Chinezen, een omvangrijk doolhof van spiegels weten op te zetten zodat zonlicht zodanig werd gekaatst en gebundeld dat er een krachtige straal ontstond.

In het oude Griekenland werd een uitvinding, genaamd ‘de dodelijke straal van Archimedes’, gebruikt om zonnekracht in te zetten voor een vilein doel: het focussen van zonlicht op schepen, waardoor ze in vlammen opgingen.

Onze historische architecten realiseerden zich ook dat ze de kracht van de zon konden aanwenden, althans, ten dele. Ze bouwden hun huizen zodanig dat zonne-energie opgevangen kon worden. Door ruimtes te bouwen op hellingen die op het zuiden uitkeken, en daardoor dagelijks genoeg zon kregen, werden deze verwarmd.

De eeuwen aan vooruitgang op het gebied van zonne-energie leidden uiteindelijk tot een doorbraak rond het midden van de twintigste eeuw, toen de eerste commerciële PV-cellen werden uitgevonden. Daarna verliep de ontwikkeling razendsnel.

Tussen 1957 en 1960 steeg de efficiëntie van de panelen van acht naar veertien procent. Tegen 1985 konden zonnecellen al een vijfde van de zonne-energie omzetten tot bruikbare energie. Met de millenniumwisseling was dit al opgelopen tot 33,3 procent. Sindsdien is dit cijfer alleen maar verder gestegen. Tijdens dezelfde periode werden zonnepanelen ook ingezet voor het aandrijven van ruimtesatellieten en vliegtuigen, waardoor we minder afhankelijk raakten van fossiele brandstoffen. Volgens Jones, verbonden aan de Arizona State University, zal die trend zich verder doorzetten. Hiermee is zonne-energie de meest waarschijnlijke kandidaat voor het gebruik van prehistorische energiebronnen. “Ik denk dat het meest waarschijnlijke scenario niet zozeer een terugkeer is naar het verleden, maar eerder een grote systematische vervanging van fossiele brandstoffen door velden vol zonnepanelen,” zo stelt hij.

Hiervoor is echter wel een verdere kostendaling vereist, aldus Benson. “Hoewel zonne- en windenergie op het moment heel voordelig en technisch vergevorderd zijn, en ze ook steeds verder zullen doorgroeien, zitten we nog altijd met de uitdaging om honderd procent afhankelijk te worden van hernieuwbare energiebronnen, vooral met het oog op de seizoensgebondenheid van de energieopslag,” zo merkt ze op. “We hebben nu niet echt een goede manier om dat voor elkaar te krijgen. Het zou zo'n twintig keer goedkoper moeten dan nu het geval is.”

Dat we innovaties op energiegebied wantrouwen is van alle tijden.

Misschien dat de ontbrekende schakel wel Power-to-X heet. Dit is een technologieplatform dat in potentie zowel het opslagprobleem van hernieuwbare energie kan oplossen, als een nog urgenter probleem: het afbouwen van het gebruik van ruwe aardolie, bijvoorbeeld in de productie van kunststof, chemicaliën en brandstoffen. Power-to-X, door insiders ook wel P2X genoemd, maakt vakkundig gebruik van door hernieuwbare elektriciteit opgewekte elektrolyse om hernieuwbare waterstof te winnen uit water. Dit doet het door watermoleculen van elkaar te splitsen. Hernieuwbare waterstof reageert op kooldioxide en kan zo tot verscheidene producten worden vervaardigd: brandstof, chemicaliën en bouwstenen voor kunststof. Er kunnen zelfs eetbare eiwitten worden vervaardigd door micro-organismen die de waterstof en kooldioxide aangrijpen. Kort gezegd: Power-to-X zet met behulp van waterstof, die middels hernieuwbare elektriciteit gewonnen wordt uit water, normale lucht om in breed inzetbare producten die ook nog kunnen worden opgeslagen.

Hoewel de technologie utopisch in de oren klinkt, zijn Neste en andere toonaangevende bedrijven wereldwijd druk bezig met de ontwikkeling ervan tot commerciële schaal. Hiervoor is tien jaar uitgetrokken. Dat we dergelijke innovaties op energiegebied wantrouwen is van alle tijden. Zo'n 130 jaar geleden wilde de uitvinder van de windmolen, James Blyth, de hoofdstraat van zijn geboortedorp in Schotland verlichten met stroom afkomstig uit zijn met zeilen bedekte windturbine. Zijn mededorpelingen zouden dit niet hebben toegelaten, want ze zagen het elektrische licht als ‘het werk van de duivel’.

 
De toekomst?

Wat zal er in de geschiedenisboeken (of e-books) komen te staan over onze huidige wereld, als het eenmaal zo ver is? Hoe zullen we ons leven hebben veranderd, en hoe zullen we onze planeet hebben aangepast? Zullen we die tijdelijke ‘minuscule ontwikkeling’ van het fossiele energietijdperk volledig van ons af kunnen schudden? En is de terugkeer naar onze prehistorische energiebronnen per definitie iets positiefs?

Dat staat allerminst vast, althans, als we niet voorzichtig te werk gaan, zo stellen de deskundigen. We stappen en masse over op biomassa en op zonnepanelen en windturbines, maar we moeten ons wel bewust blijven van de impact daarvan. Ze behoeven ruimte op een planeet die steeds voller wordt, en we lopen het risico dat ze een verstorende werking gaan hebben op het milieu.

Daarnaast zijn we ook steeds meer energie gaan gebruiken, waarbij we gulzig omgaan met alle energie die we opwekken. Er is nog nooit zoveel vraag geweest naar energie op onze planeet, en volgens de Amerikaanse Energy Information Administration (het Amerikaanse bureau voor energiestatistiek) zal de wereldwijde energieconsumptie tussen 2018 en 2050 met bijna vijftig procent toenemen, met veruit de meeste groei in Azië.

Zullen we de curve snel genoeg kunnen afvlakken om massale ontwrichtingen aan maatschappijen af te wenden?

Net zoals dat er van onze voorouders wordt gezegd dat ze de lichamen van de doden onder de grond lieten ontbinden om zo energie terug te geven aan de natuur, zo moeten wij ook opnieuw een circulaire energie-economie zien op te zetten, waarbij we net zoveel teruggeven als dat we nemen.

Momenteel verloopt de energietransitie van het fossiele tijdperk naar klimaatneutraliteit echter bij lange na niet snel genoeg om de opwarming van de aarde onder de 2°C te houden, de doelstelling die gezet werd tijdens het klimaatakkoord van Parijs. Zo geldt bijvoorbeeld voor de transportsector dat deskundigen het er roerend over eens zijn dat zelfs een razendsnelle omschakeling naar elektrische voertuigen op zichzelf niet genoeg zal zijn om dit doel te behalen, vooral als je kijkt naar het vrachtvervoer. Het decennium dat in 2020 is begonnen, staat in het teken van het nemen van actie; de mensheid zal nu alle stappen moeten nemen om de fossiele koolstofuitstoot terug te dringen. In de vervoerssector, die verantwoordelijk is voor ongeveer een kwart van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen, zijn naast de elektrificatie ter vervanging van ruwe olie, zowel duurzame liquide als gasvormige biobrandstoffen nodig, als middels Power-to-X opgewekte synthetische brandstoffen.

Maar Benson denkt dat de geschiedenisboeken vrij positief voor ons zullen uitvallen: “Mensen zullen zeggen: ‘Wat ze zich niet op tijd realiseerden, was dat ze door het opbranden van fossiele brandstoffen, en het daarmee opzetten van die enorme modernisering en het verbeteren van levens en laten groeien van de bevolking, ze ook het klimaat aan het veranderen waren.’ En dan zullen ze vervolgens iets benoemen in de trant van: ‘op enig moment werden ze zich hiervan bewust en voerden ze de veranderingen door die noodzakelijk waren om een noodlottige opwarming te voorkomen.’”

Een groot deel van dat vooruitzicht is gestoeld op technologische innovatie. “We zitten daar dicht op. Dat is iets waar we bij Neste volop aan werken: om de beste oplossingen te vinden om er een betaalbaar en duurzaam proces van te maken,” zegt Perttu Koskinen van Neste. “Er is een grote transitie gaande in de hele energiesector, natuurlijk voornamelijk teweeggebracht door klimaatverandering, maar ook door technologische ontwikkelingen op het gebied van hernieuwbare brandstof, chemicaliën en elektriciteit.”

Benson veronderstelt dat we als maatschappij nog een veel grotere vraag dienen te stellen: “Zullen we later kunnen zeggen dat we de curve snel genoeg hebben afgevlakt om massale ontwrichtingen aan maatschappijen en ecosystemen af te wenden?”

De toekomst zal het leren.

Chris Stokel-Walker is een schrijver, spreker en journalist wiens werk verschenen is op BBC News, in The New York Times en op WIRED UK.