Duurzaamheid
3.03.2020

Een sprong in het diepe: hoe ‘design fiction’ onze toekomst vormgeeft

Geschreven door: Jamie Graham en Matt Potter - Illustratie: Brett Ryder

Nu er steeds meer prijzen komen voor innovatieve en duurzame organisaties, gebruiken steeds meer bedrijven sciencefiction en creatief denkvermogen als aanvulling op hun Research & Development teams. 

Verwacht hier het volgende te leren:

  • ​ Wat design fiction inhoudt en hoe het werkt.
  • ​ Hoe design fiction de Research & Development afdelingen van ’s werelds meest innovatieve bedrijven versterkt.
  • ​ Welke voordelen en kansen het gebruik van futurologen en sciencefictionschrijvers binnen grote bedrijven kan bieden.
  • ​ De meest interessante voorbeelden van hoe decennia-oude sciencefiction onze huidige realiteit vormgeeft.

Het leuke aan innovatie is dat niemand het ooit ziet aankomen. Maar zodra het er is, lijkt het ineens vanzelfsprekend.

Een artikel uit The Times van 1884 meldde destijds dat elke straat in Londen uiteindelijk bedorven zou worden onder "een drie meter dikke laag paardenmest.” Deze conclusie, gebaseerd op de feiten die toentertijd beschikbaar waren, was juist. Londen was snel aan het groeien en het paardentransport nam toe. De berekeningen kwamen uiteindelijk uit op de voorspelde drie meter.

Maar er waren meer veranderingen waar deze voorspelling geen rekening mee had gehouden. De snelle urbanisatie en de groeiende vraag naar transportmiddelen voor meer mensen en goederen - in een vorm die gemakkelijker te bouwen, gebruiken en op te slaan was - zou een innovatie stimuleren waarmee de voorspellingen ineens volkomen nutteloos werden. Die innovatie was de gemotoriseerde wagen. De dagen van een Londen vol paardenmest - en vol paarden in het algemeen - waren geteld.

Het lijkt allemaal vanzelfsprekend. Maar juist de uitvinder die verantwoordelijk was voor de futuristische machine die het paardenverkeer zou ontregelen, de Duitse uitvinder en autopionier Karl Benz, viel zelf ook ten prooi aan deze manier van denken. In 1898 voorspelde hij dat de wereld nooit meer dan één miljoen auto's zou hebben. De reden die hij hiervoor gaf was dat het aanbod van chauffeurs niet oneindig zou zijn. Benz kon dan wel de auto hebben uitgevonden, maar zoals wij allemaal - innovators of niet – was hij niet in staat om de enorme sociale, economische en politieke veranderingen aan te zien komen die de chauffeur in de 20e eeuw overbodig zouden maken.

 
Ontregel of word ontregeld

Achteraf is het altijd makkelijk praten. Zoals de Deense filosoof Søren Kierkegaard ooit zei, ”het leven wordt vooruit geleefd en achteruit begrepen.”

Maar voor ondernemers die willen innoveren en potentiële ontregeling willen vermijden, betekenen de steeds kortere innovatiecycli ook dat het steeds moeilijker wordt om voorspellingen te doen op basis van de huidige situatie. Het motto van Henry Ford -de industrieman, bedrijfsprocesvernieuwer en generatiegenoot van Benz-, luidt als volgt: "Als ik mensen had gevraagd wat ze wilden, dan hadden ze gezegd 'snellere paarden’.

Het leven wordt vooruit geleefd en achteruit begrepen.

Ford kon voorbij het moment denken. Hij leek niet gebonden aan de denkbeelden van die tijd. Dit is een eigenschap die je volgens Toby Heaps, van duurzaamheidswaakhond Corporate Knights, terugziet bij de leiders van 's werelds duurzaamste bedrijven.

“Er zijn leiders aan de top van ['s werelds duurzaamste] organisaties die een standpunt innemen over hoe de toekomst eruit gaat zien,” zo vertelde hij ons in een telefoongesprek vanuit het Corporate Knights-kantoor in Toronto. Hij was bezig met de voorbereiding van de Global 100 duurzaamheidsindex voor 2020. "Ze waaien niet met alle winden mee. Ze zijn zogenaamde future makers, en geen future takers,” aldus Heaps.

Een aantal van ’s werelds meest innovatieve bedrijven richten hun onderzoeksactiviteiten op de toekomst. Ze kijken voorbij hun eigen sector en denken na over hypothetische toekomstscenario's die we kennen uit sciencefictionverhalen. Deze innovatieve bedrijven doen dit niet door huidige trends te voorspellen, maar door een voorstelling te maken van toekomstige consumenten, producten, uitdagingen, concurrenten en mogelijkheden. Ze brengen deze voorstelling van de toekomst eerst op fantasierijke wijze in beeld, alvorens ze het daadwerkelijk tot uitvoer brengen. Dit wordt ook wel ‘scenarioplanning’ genoemd.

's werelds meest innovatieve bedrijven denken nu vooral aan de verre toekomst.

Deze behoefte van bedrijven om een ’scenarioplan’ te maken, vormt de basis voor het werk van Oliver Freeman – werkzaam voor de businessschool van de University of Technology in Sydney (UTS) - en Richard Watson – werkzaam voor de London Business School. In hun boek uit 2012, genaamd Futurevision: Scenarios For The World In 2040, proberen ze leiders uit het bedrijfsleven aan te sporen om ‘verder te kijken dan hun neus lang is’ en na te denken over de verre toekomst.

Het boek staat vol met gedachte-experimenten. Om een voorbeeld te geven, bekijk het volgende eens vanuit het oogpunt van een innovatieteam in 2020: ”Hoe zou een olieprijs van $200 per vat de wereld kunnen veranderen? Misschien leidt het tot een afname in transport van mensen en goederen, of een daling in het aantal mensen met overgewicht door een hoge voedselprijs. Wat als we een nieuwe technologie zouden uitvinden, gebaseerd op fotosynthese, waardoor energie bijna helemaal gratis wordt?”

Perttu Koskinen staat aan het hoofd van de Innovation, Discovery en External Collaboration-afdeling van Neste. Hij snapt dat het belangrijk is om afstand te nemen van het hier-en-nu, en om zich te focussen op de verre toekomst. Hij beschrijft het aansturen van de afdeling als "een sprong in het diepe.” Neste probeert een van 's werelds grootste uitdagingen, klimaatverandering, tegen te gaan. En dus moeten ze die sprong in het diepe wagen.

Hypothetische scenario's gaan nooit verder dan de verbeeldingskracht van de mensen die ze vormgeven.

Koskinen maakt een goed punt. Als je een paar jaar terug had gezegd dat commerciële luchtvaartmaatschappijen en dieselvoertuigen in 2020 regelmatig zouden rijden op brandstof afkomstig van restafval, dan had men het vast afgeschreven als fantasie of sciencefiction.

Ironisch genoeg is ‘fantasie’ precies waar bedrijven zich wereldwijd op richten met het oog op de volgende innovatiegolf. Want hypothetische scenario's gaan nooit verder dan de verbeeldingskracht van de mensen die ze vormgeven. En hierin kan ‘design fiction’ een oplossing bieden.

 
De toekomst lezen

Denk bij de volgende keer dat je een iPad in je handen hebt aan het volgende: zo'n soort tablet kwam ook voor in Stanley Kubrick’s sciencefictionmeesterwerk 2001: A Space Odyssey, een film uit 1968 die ook Skype, creditcards en ruimtereizen voorspelde.

Dat ontwikkelaars van nieuwe technologieën hun inspiratie halen uit sciencefiction - of, om de wetenschappelijkere term te gebruiken, uit speculative fiction – is niets nieuws.

Het uitvoeren van sciencefictionfantasieën in de echte wereld komt vaker voor dan de meeste mensen denken.

Robots zijn niet weg te denken uit de industrie, maar het woord ’robot’ werd oorspronkelijk bedacht door de Tsjechische toneel- en romanschrijver Karel Čapek. Zijn beroemde toneelstuk uit 1921, genaamd Rossums Universele Robots, voorspelde al mensachtige dienstbare machines. Hij gebruikte het Tsjechische woord robota om ze te beschrijven, wat zoveel betekent als ’zwoegen’ of ’minderwaardig werk’.

En Čapek vormt geen uitzondering. Het uitvoeren van sciencefictionfantasieën in de echte wereld komt vaker voor dan de meeste mensen denken. De taser, die in 1970 ontworpen werd door voormalig NASA-ingenieur Jack Cover, is gebaseerd op Cover's favoriete kinderboek. Dit boek, dat uitkwam in 1911 met de titel Thomas A. Swift's Electric Rifle, werd geschreven door Edward L. Stratemeyer en maakte deel uit van een reeks jongensachtige avonturen. Maar hoe verhoudt het futuristische zap-pistool uit het boek zich tot de eigentijdse uitvinding? Nou, de term TASER is afgeleid van de titel van het boek (Thomas A. Swift's Electric Rifle).

Speculatieve literatuur staat vaak vol met theoretische innovaties en denkbeeldige technologieën die later in de praktijk worden toegepast. Isaac Asimov, Arthur C. Clarke, Philip K. Dick en William Gibson (de man die de termen ‘cyberspace’ en ‘hackers’ bedacht) werden allen beroemd door de toekomst te voorspellen aan de hand van technologieën die ze zelf hadden verzonnen. Of beter gezegd, ze werden beroemd doordat ze een groot aantal mogelijk toekomstige technologieën, ideeën en manieren van leven op onze planeet tot ontwikkeling hebben gebracht. Ontwikkelingen die in de cultuur zijn doorgedrongen en bedrijven hebben aangezet tot het doen van technologische investeringen in de echte wereld.

In speculatieve films en boeken hebben grote denkers met grote fantasieën ontelbare ‘what if’ scenario's’ bedacht, zonder begrensd te worden door praktische uitvoerbaarheid. Ook laten zij zich niet begrenzen door de vooroordelen en aannames van mensen betrokken bij het project, de industrie of de tijd en plaats.

Sciencefictionschrijvers worden nu ingehuurd door bedrijven als Tesla, Google, Disney, Microsoft en Apple.

De Harvard Business Review schreef het volgende over de multinational Kodak: "Ze gingen de mist in, omdat zij niet doorhadden dat het online delen van foto's hét nieuwe winstmodel moest worden, en dat het niet alleen een manier was om hun printafdeling uit te breiden.” Kodak wist al in 2001 een online platform voor het delen van foto's te bemachtigen, genaamd Ofoto. Maar in het pre-Myspace (2003) en pre-Facebook (2004) tijdperk, had de fotogigant nog niet ingezien dat het online delen van foto's veel meer omvatte dan enkel het online versturen van foto's om ze te kunnen printen. Het "Kodak-moment” – de ooit beroemde slogan van het bedrijf voor dierbare herinneringen die op camera worden vastgelegd -  is tegenwoordig een uitdrukking voor grote bedrijven die slecht zijn voorbereid op de toekomst en daar de prijs voor betalen.

Met beloningen die zo winstgevend zijn, en het grote gevaar van ontregeling, is het niet verwonderlijk dat bedrijven creatieve geesten inhuren om theoretische simulaties voor de toekomst van hun bedrijf te maken.

Sciencefictionschrijvers - in bedrijfsjargon ‘design fiction’ schrijvers genoemd - worden nu ingehuurd door bedrijven als Tesla, Google, Disney, Microsoft en Apple. Hun meerwaarde ligt in het bedenken van deze toekomstvisies, om zo de concurrentie en mogelijke ontregelingen voor te zijn. Bedrijven krijgen de intellectuele eigendomsrechten van het scenario op de koop toe.

En zo ontstaat een nieuwe term voor het gebruikmaken van de verbeelding om innovatie te stimuleren: ‘design fiction’. Een term die vandaag de dag de drijvende kracht is achter de Research & Development afdelingen van ’s werelds meest innovatieve bedrijven.

 
Sciencefiction als Research & Development-hulpmiddel

Design fiction neemt een object of een idee en kijkt dan naar het potentieel, de nadelen ervan en de mogelijke toepassingen en toekomstige ontwikkeling, om zo een verhalende wereld eromheen te bouwen.

Net als in sciencefiction moet het denkbeeldige toekomstige object, en de wereld eromheen, authentiek aanvoelen. Het moet eigen principes en systemen hebben en voldoen aan strikte regels. De term 'design fiction’ werd voor het eerst gebruikt door de met een Hugo Award bekroonde auteur Bruce Sterling, in zijn boek genaamd Shaping Things uit 2005. “Design fiction is het bewust inzetten van diëgetische prototypes (tastbare technologieën in de fictieve wereld) om het ongeloof jegens verandering tegen te gaan”, zo stelt Sterling. “Dit betekent dat je heel serieus nadenkt over potentiële objecten en diensten en probeert de focus van mensen hiernaar te verleggen, in plaats van dat ze zich focussen op de gehele wereld, politieke trends of geopolitieke strategieën.”

Het zou cool zijn als dat bestond.

Sterling noemt de tablet uit de film 2001: A Space Odyssey als voorbeeld. "Het personage houdt duidelijk een iPad in zijn hand,” zegt hij. “Het ziet er toch echt uit als een iPad, nietwaar? Dit kwam eigenlijk naar voren tijdens de rechtszaken tussen Samsung en Apple. Het is een goed voorbeeld van succesvolle design fiction, omdat het een diëgetisch prototype is. Je ziet een iPad in deze film en je reactie is niet alleen ‘Oh, wat is dat?’, maar ook ‘Het zou cool zijn als dat bestond.’”

In de praktijk houdt dit in dat wanneer bedrijven nieuwe ideeën willen verkennen – waarbij ze eventuele onvoorziene gevolgen van hun plannen doorlopen of anticiperen op eventuele ’zwarte zwanen’ (onverwachte gebeurtenissen) – ze futurologen en sciencefictionschrijvers inhuren. Deze futurologen en sciencefictionschrijvers helpen hen bij het voorstellen en stimuleren van een meer authentieke hypothetische toekomst.

Sommige bedrijven kiezen ervoor om hun design fiction stapsgewijs naar buiten te brengen, om dezelfde reden dat vliegtuig- en autofabrikanten conceptmodellen presenteren. Deze conceptmodellen zijn niet voor de directe verkoop, maar dienen als proefballonnetjes voor de potentiële toekomst, om zowel consumenten als vernieuwers voor te bereiden op concepten die ooit werkelijkheid zullen worden. Microsoft plaatst al heel lang prototypes van toekomstige technologieën in Hollywood-films, zodat de kijkers deze of vergelijkbare technologieën eerder zullen accepteren wanneer het daadwerkelijk op de markt komt.

Maar design fiction dient veel diepgaandere doelen. Een van de meest voorkomende doelen is te onderzoeken hoe deze producten functioneren in de echte wereld en wat de mogelijke ethische implicaties zijn.

Microsoft plaatst al heel lang prototypes van toekomstige technologieën in Hollywood-films.

In zijn essay Design Fiction: A Short Essay On Design, Science, Fact and Fiction uit 2009 schrijft techneut, business consultant en Internet of Things-pionier Julian Bleecker het volgende: "We kunnen het ontworpen object ook in een verhaal verwerken, door het op de achtergrond te plaatsen en te doen alsof het iets alledaags en heel normaals is – omdat het normaal is, of zou kunnen zijn. De focus ligt, zoals gewoonlijk, op de spanningsboog van het publiek.” Internet of Things is op dit moment zelf het onderwerp van veel design fiction, nu bedrijven worstelen met de implicaties, niet alleen van de technologie, maar ook van datawetgeving en de maatschappelijke opvattingen over hun visie op een huis dat op alle netwerken aangesloten is.

Een groot deel van het werk dat sciencefictionschrijvers verrichten, is erop gericht de voor- en nadelen van technologieën, ideeën en werkwijzen te verkennen - en hoe deze bijdragen aan onze toekomst, en die van onze planeet. Bleeker schrijft over "creatieve provocaties, het opwerpen van vragen, innovaties en onderzoek.”

"Met de ontwikkeling van nieuwe biotechnologieën en genetische manipulatie, zie je dat auteurs als Margaret Atwood schrijven over dystopische werelden waarin dergelijke technologieën centraal staan,” aldus Sophia Brueckner, die als onderzoeker verbonden is aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT). Samen met mededocent Dan Novy gaf Bruecker in 2013 in het MIT-medialab in Massachusetts een vak genaamd Science Fiction to Science Fabrication. "Schrijvers houden zich al decennialang veelvuldig bezig met exact deze onderwerpen. Ik denk dat het lezen van hun werk minstens zo belangrijk is als het lezen van onderzoeksrapporten.”

Studenten die Brueckner's en Novy's vak volgen moeten functionele prototypes maken op basis van boeken, films en videogames. Daarnaast worden de studenten aangezet tot discussie over de ethische implicaties ervan.

"Sciencefiction is enorm relevant voor het werk dat we doen bij MIT,” vertelde Brueckner in een interview met The Atlantic. “Het lab houdt zich bezig met veel verschillende onderzoeksgebieden, zoals bijvoorbeeld Biomechatronica, tangible media (zoals CD-ROM’s en DVD’s) en fluid interfaces (interfaces die het cognitieve vermogen versterken). Elk van deze gebieden heeft een bijbehorend subgenre van sciencefiction, vaak één waarvan de auteurs al decennialang verwante onderwerpen onderzoeken. Deze auteurs doen veel meer dan alleen het voorspellen van moderne technologieën, ze houden ook tot in het kleinste detail rekening met de consequenties van hun fictieve creaties.

Sciencefictionschrijvers verkennen de voor- en nadelen van technologieën en ideeën, en hoe deze bijdragen aan onze toekomst, en die van onze planeet.

 
Futurologen in de directiekamer

Het was wellicht een gigantische sprong binnen de bedrijfscultuur, maar vanaf dat punt was het slecht een kleine stap voor bedrijven om die creatieve geesten in huis te halen.

Productiemaatschappij DreamWorks is een van de bedrijven die teams van multidisciplinaire futurologen, zoals die van MIT, hebben ingehuurd om design fiction te ontwikkelen ter bevordering van hun werkzaamheden en individuele creatieve projecten. Een van de bekendste futurologen – of beter gezegd een beroemdheid - werd ook ingehuurd voor Steven Spielberg’s sciencefictionfilm Minority Report (2002).

Deze neo-noir sciencefictionfilm is gebaseerd op Philip K. Dick's korte verhaal The Minority Report, uit 1956, en speelt zich af in het jaar 2054. Spielberg wilde een authentiek toekomstbeeld schetsen waarin data en kunstmatige intelligentie de wereld ingrijpend veranderen. Voor dit project nodigde Spielberg vijftien deskundigen uit, waaronder schrijver Douglas Coupland, architect Peter Calthorpe, computerwetenschappers Neil Gershenfeld en Jaron Lanier, biomedisch onderzoeker Shaun Jones, en de voormalige decaan van de architectuurfaculteit aan MIT, William J. Mitchell. Deze deskundigen moesten drie dagen in een hotel in Santa Monica doorbrengen als een soort ‘denktank’. De taak van de denktank was om de technologieën die in het verhaal voorkwamen te onderzoeken en vervolgens ook vorm te geven. Ze moesten hierbij realistische, hypothetische situaties bedenken waarin de ideeën uit het boek zich zouden kunnen afspelen.

Neal Stephenson is schrijver en technologisch adviseur. Hij wil dat jonge wetenschappers en ingenieurs geïnspireerd raken door ’big ideas’ (universele cultureel-maatschappelijke vraagstukken). In 2012 zette hij samen met het Center for Science and the Imagination (CSI), van de Arizona State University, het ‘Project Hieroglyph’ op. Dit is een online project dat "ruimte biedt aan schrijvers, wetenschappers, kunstenaars en ingenieurs om samen te werken aan creatieve, ambitieuze denkbeelden over onze nabije toekomst.”

Jordin Kara, een astrofysicus bij het in Seattle gevestigde technologiebedrijf LaserMotive, heeft eveneens beaamt dat "de mensen die het meest verkennende denkwerk verrichten binnen de wetenschap verwant zijn aan de sciencefictionwereld.”

Het is een klassiek kip-en-eiprobleem: wij creëren onze omgeving; onze omgeving creëert ons.

Cory Doctorow is romanschrijver, activist en redacteur van het blog Boing Boing. Zij is een van die mensen die theoretische toekomstbeelden schetst voor bedrijven als Disney en Tesla. "Ik hou echt van design fiction of prototyping,” zo vertelt hij aan Smithsonian. "Het is niet gek dat een bedrijf zich hiermee bezighoudt, dat ze vragen een verhaal te bedenken waarin fictieve mensen hun technologie gebruiken, om te beslissen of ze door moeten gaan met de ontwikkeling van die technologie. Zie het als een architect die een virtuele rondleiding geeft door een gebouw.”

De meeste bedrijven bewaren hun design fiction achter slot en grendel. Een belangrijk aspect van het aanzien ervan is dat het zwaarbewaakt intellectueel eigendom is. Maar heel af en toe krijgt het publiek er een glimp van te zien.

In 2016 lekte een video van Google uit, genaamd The Selfish Ledger, die bij het tijdschrift The Verge terechtkwam. De video was alleen voor interne doeleinden bedoeld. De gedachte achter The Selfish Ledger (waarvan de titel een hommage is aan het beroemde werk The Selfish Gene van evolutiebioloog Richard Dawkins) was dat onze levens steeds meer worden vastgelegd. De ledger (het grootboek) - het digitale archief van onze handelingen – zal het gedrag op een individueel en maatschappelijk niveau gaan beïnvloeden, met gevolgen voor de gehele populatie. Het is een klassiek kip-en-eiprobleem: wij creëren onze omgeving; onze omgeving creëert ons.

 
De sprong wagen

Veel bedrijven durven nog altijd niet de sprong te wagen van de traditionele Research & Development teams naar het onvoorspelbare, ongefocuste en vaak niet-commerciële brein van schrijvers en kunstenaars.

Nu meer bedrijven in navolging van de grote technologiegiganten de instincten van ’s werelds grootste denkers beginnen te vertrouwen, klinkt het idee van design fiction steeds minder als een blinde gok en meer als een investering in verbeeldingsvermogen.

Het idee van design fiction klinkt steeds minder als een blinde gok, en steeds meer als een investering in verbeeldingsvermogen.

Watson en Freeman moedigen ondernemers aan om afstand te nemen van het hier en nu als ze niet in dezelfde valkuil willen stappen als Karl Benz. Dit sluit aan bij de discussie over de voordelen van neurodiversiteit en gemengde teams binnen bedrijven. Hoe veelzijdiger de input en manier van denken, hoe toekomstbestendiger het bedrijf.

Het onderzoek van Neste’s Research & Development-collega Ulla Kiiski, die in 1993 doorbrak op het gebied van duurzame brandstof, kwam ook mede tot stand dankzij een denktank van buiten de energiesector – vooral uit de academische wereld. Kiiski's initiële gedachten kwamen voort uit het contact met onderzoekers en academici en het lezen van scheikundeonderzoeken die toentertijd verder gingen dan de kerndoelstellingen van Neste. Deze doorbraak laat eens te meer zien dat, hoewel design fiction misschien niet voor elk bedrijf geschikt is, het omarmen van een exploratief denkproces jouw team helpt om voorbij de traditionele wetmatigheden van een bedrijf te kijken en nieuwe werkwijzen en mogelijkheden aan te wenden. Of daarbij gebruik wordt gemaakt van academisch onderzoek uit aangrenzende disciplines of simpelweg verdiepende boeken worden gelezen, is aan het bedrijf zelf.

Een mooie bijkomstigheid is dat wanneer je jouw bedrijf in de toekomst voorstelt, dit er ook voor kan zorgen dat je duurzamer gaat denken. In de woorden van Toby Heaps: word een future maker en niet een future taker.

Sciencefiction stelt al meer dan tweehonderd jaar onze denkbeelden over de toekomst op de proef. In plaats van te wachten tot deze denkbeelden werkelijkheid worden, anticiperen bedrijven nu al op het theoretisch potentieel ervan.

Design fiction gaat ons geen kant-en-klare antwoorden geven. Het biedt geen definitieve oplossing. Maar het kan voor bedrijven zeker van meerwaarde zijn in het bevorderen van onderzoek, authentiekere simulaties en een scherpere blik op de toekomst.

 
Van sciencefiction naar alledaagse werkelijkheid

Sciencefiction gaat verder dan de iPad en kunstmatige intelligentie. Hieronder staan acht voorbeelden van de meest vooruitstrevende toekomstvisies in sciencefiction.

1.     Dune (1965) van Frank Herbert is een ecologisch meesterwerk van design fiction. De denkbeeldige planeet Arrakis, een woestijnwereld, is geteisterd door de expansiedrift van de mensheid. Dit alles ondanks de waarschuwingen van de oorspronkelijke bewoners, dat de mensheid "ecologisch geschoold” moet worden als ze haar interplanetaire exporthandel in geraffineerde grondstoffen voort wil zetten. Er komen zinnen in voor die doen denken aan Greta Thunberg's recente toespraak voor de Verenigde Naties: "De mens en haar creaties vormen een ziekte aan de oppervlakte van hun planeet. Je kunt niet eeuwig blijven stelen wat je nodig hebt zonder rekening te houden met de volgende generatie.”

2.  Mobiele telefoons kwamen voor het eerst voor in Star Trek (1966), in de vorm van een draagbaar communicatietoestel met uitschuifbare antenne.

3.  Robots spelen een belangrijke rol in Fritz Lang's stomme epos Metropolis (1927).

4.  Militaire drones verkennen de omgeving in The Terminator (1984).

5.  Sciencefictionschrijvers zijn altijd gefascineerd geweest door duurzame brandstoffen. Zonneaandrijving is een populair concept voor satellieten, sondes en andere ruimtevaartuigen, evenals voor experimentele vliegtuigen. Al in 1865 beschreef Jules Verne in zijn boek Earth to the Moon (waar de beroemde stomme film Une Voyage Dans La Lune op gebaseerd is) ruimtevaartuigen die "aangedreven werden door het licht van de zon.” Het ruimteschip uit Douglas Adams’ The Hitchhiker’s Guide To The Galaxy werd aangedreven door een zogenoemde ‘Onwaarschijnlijkheidsaandrijving’, waarbij kracht vrijkwam door veranderende balans van waarschijnlijkheden. Hoewel dit tot nu toe nog niet zijn weerklank heeft gehad in de huidige ontwikkelingen in de aandrijvingstechnologie of brandstof, doet het idee wel heel erg denken aan de principes die ten grondslag liggen aan quantum computing.

6.   Zelfrijdende auto's komen voor in een andere sciencefictionfilm met Arnold Schwarzenegger, Total Recall (1990).

7.  Oordopjes, populair geworden nadat Apple ze introduceerde in 2001 met de komst van de iPod, kwamen al voor in de film Fahrenheit 451 (1966). Deze film is een bewerking van Ray Bradbury's gelijknamige roman uit 1953. En ja, ook daar kwamen draadloze oordopjes in voor die woorden en muziek direct konden doorgeven aan de gehoorgangen van de personages.

8.     De in 1969 gepubliceerde roman Ubik, van Blade Runner-auteur Philip K. Dick, is opnieuw populair geworden nu blijkt dat het een sleuteltekst is voor techneuten die in Silicon Valley werken. Vooral voor diegenen die applicaties ontwikkelen voor Internet of Things, van slimme huizen tot zelfrijdende auto's. Het bevat één passage in het bijzonder die ons helpt de mogelijke voorspelbare gevolgen van onze afhankelijkheid van kunstmatige intelligentie in kaart te brengen. Het gaat om de vaak geciteerde passage waarbij de eigenaar van een appartement in een discussie verwikkeld raakt met zijn op het netwerk aangesloten voordeur. Een voordeur die toevallig heel erg lijkt op Siri en Alexa: "De deur wilde niet open en zei: ‘Dat is dan vijf cent, alstublieft’.”